Translation meaning & definition of the word "zipper" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "zipper" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Zipper
[Rits]/zɪpər/
noun
1. A fastener for locking together two toothed edges by means of a sliding tab
- synonym:
- slide fastener ,
- zip ,
- zipper ,
- zip fastener
1. Een sluiting voor het aan elkaar vergrendelen van twee tandranden door middel van een schuiflip
- synoniem:
- schuifsluiting ,
- rits ,
- ritssluiting
verb
1. Close with a zipper
- "Zip up your jacket--it's cold"
- synonym:
- zip up ,
- zipper ,
- zip
1. Dichtbij met een rits
- "Zip je jas dicht - het is koud"
- synoniem:
- ritsen ,
- rits
Examples of using
The zipper is stuck.
De rits zit vast.