Translation meaning & definition of the word "weakly" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "zwak" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Weakly
[Zwak]/wikli/
adjective
1. Lacking bodily or muscular strength or vitality
- "A feeble old woman"
- "Her body looked sapless"
- synonym:
- decrepit ,
- debile ,
- feeble ,
- infirm ,
- rickety ,
- sapless ,
- weak ,
- weakly
1. Gebrek aan lichamelijke of spierkracht of vitaliteit
- "Een zwakke oude vrouw"
- "Haar lichaam zag er saploos uit"
- synoniem:
- vervallen ,
- debileren ,
- zwak ,
- gammel ,
- sapless
adverb
1. In a weak or feeble manner or to a minor degree
- "Weakly agreed to a compromise"
- "Wheezed weakly"
- "He was weakly attracted to her"
- synonym:
- weakly
1. Op een zwakke of zwakke manier of in mindere mate
- "Zwak akkoord gegaan met een compromis"
- "Zwak piepen"
- "Hij voelde zich zwak tot haar aangetrokken"
- synoniem:
- zwak
Examples of using
'Is that vodka?' Margarita asked weakly. The cat jumped up from its chair in indignation. 'Excuse me, your majesty,' he squeaked, 'do you think I would give vodka to a lady? That is pure spirit!'
'Is dat wodka?' Margarita vroeg het zwak. De kat sprong verontwaardigd van zijn stoel. 'Neem me niet kwalijk, majesteit,' piepte hij, 'denk je dat ik wodka aan een dame zou geven? Dat is pure geest!'