Translation meaning & definition of the word "war" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "oorlog" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
War
[Oorlog]/wɔr/
noun
1. The waging of armed conflict against an enemy
- "Thousands of people were killed in the war"
- synonym:
- war ,
- warfare
1. Het voeren van een gewapend conflict tegen een vijand
- "Duizenden mensen zijn omgekomen in de oorlog"
- synoniem:
- oorlog ,
- oorlogvoering
2. A legal state created by a declaration of war and ended by official declaration during which the international rules of war apply
- "War was declared in november but actual fighting did not begin until the following spring"
- synonym:
- war ,
- state of war
2. Een rechtsstaat gecreëerd door een oorlogsverklaring en beëindigd door een officiële verklaring waarin de internationale oorlogsregels van toepassing zijn
- "De oorlog werd in november uitgeroepen, maar de daadwerkelijke gevechten begonnen pas in de volgende lente"
- synoniem:
- oorlog ,
- staat van oorlog
3. An active struggle between competing entities
- "A price war"
- "A war of wits"
- "Diplomatic warfare"
- synonym:
- war ,
- warfare
3. Een actieve strijd tussen concurrerende entiteiten
- "Een prijsoorlog"
- "Een oorlog van verstand"
- "Diplomatieke oorlogvoering"
- synoniem:
- oorlog ,
- oorlogvoering
4. A concerted campaign to end something that is injurious
- "The war on poverty"
- "The war against crime"
- synonym:
- war
4. Een gezamenlijke campagne om een einde te maken aan iets dat schadelijk is
- "De oorlog tegen armoede"
- "De oorlog tegen de misdaad"
- synoniem:
- oorlog
verb
1. Make or wage war
- synonym:
- war
1. Oorlog voeren of voeren
- synoniem:
- oorlog
Examples of using
Tom raked in money during the war.
Tom haalde tijdens de oorlog geld binnen.
Tom was a prisoner of war for three years.
Tom was drie jaar krijgsgevangene.
When did the war end?
Wanneer eindigde de oorlog?