Lingvanex Tranalator

Translator for


translation app

Lingvanex - your universal translation app

Translator for

Download For Free

Translation meaning & definition of the word "walker" into Dutch language

Vertaling betekenis & definitie van het woord "walker" in de Nederlandse taal

EnglishDutch

Walker

[Walker]
/wɔkər/

noun

1. New zealand runner who in 1975 became the first person to run a mile in less that 3 minutes and 50 seconds (born in 1952)

    synonym:
  • Walker
  • ,
  • John Walker

1. Nieuw-zeelandse hardloper die in 1975 de eerste persoon was die een mijl liep in minder dan 3 minuten en 50 seconden ( geboren in 1952 )

    synoniem:
  • Walker
  • ,
  • John Walker

2. United states writer (born in 1944)

    synonym:
  • Walker
  • ,
  • Alice Walker
  • ,
  • Alice Malsenior Walker

2. Amerikaanse schrijver ( geboren in 1944 )

    synoniem:
  • Walker
  • ,
  • Alice Walker
  • ,
  • Alice Malsenior Walker

3. A person who travels by foot

    synonym:
  • pedestrian
  • ,
  • walker
  • ,
  • footer

3. Een persoon die te voet reist

    synoniem:
  • voetganger
  • ,
  • wandelaar
  • ,
  • voettekst

4. A shoe designed for comfortable walking

    synonym:
  • walker

4. Een schoen ontworpen voor comfortabel lopen

    synoniem:
  • wandelaar

5. A light enclosing framework (trade name zimmer) with rubber castors or wheels and handles

  • Helps invalids or the handicapped or the aged to walk
    synonym:
  • walker
  • ,
  • Zimmer
  • ,
  • Zimmer frame

5. Een licht omhullend raamwerk ( handelsnaam zimmer ) met rubberen zwenkwielen of wielen en handvatten

  • Helpt invaliden of gehandicapten of ouderen om te lopen
    synoniem:
  • wandelaar
  • ,
  • Zimmer
  • ,
  • Zimmer frame

6. An enclosing framework on casters or wheels

  • Helps babies learn to walk
    synonym:
  • walker
  • ,
  • baby-walker
  • ,
  • go-cart

6. Een omsloten raamwerk op zwenkwielen of wielen

  • Helpt baby's te leren lopen
    synoniem:
  • wandelaar
  • ,
  • baby-walker
  • ,
  • ga-cart

Examples of using

He is a quick walker.
Hij is een snelle wandelaar.
He must be a good walker to have walked such a long distance.
Hij moet een goede wandelaar zijn om zo ver te hebben gelopen.