Translation meaning & definition of the word "visiting" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "bezoek" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Visiting
[Bezoeken]/vɪzɪtɪŋ/
noun
1. The activity of making visits
- "The purpose was to promote homes, clubs, visiting, and other services"
- synonym:
- visiting
1. De activiteit van het maken van bezoeken
- "Het doel was om huizen, clubs, bezoeken en andere diensten te promoten"
- synoniem:
- visiting
Examples of using
We learned as much as possible about their culture before visiting them.
We leerden zoveel mogelijk over hun cultuur voordat we ze bezochten.
I am visiting my friends.
Ik ben op bezoek bij mijn vrienden.
The president put off visiting Japan.
De president stelde een bezoek aan Japan uit.