Translation meaning & definition of the word "violin" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "viool" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Violin
[Viool]/vaɪəlɪn/
noun
1. Bowed stringed instrument that is the highest member of the violin family
- This instrument has four strings and a hollow body and an unfretted fingerboard and is played with a bow
- synonym:
- violin ,
- fiddle
1. Gebogen snaarinstrument dat het hoogste lid van de vioolfamilie is
- Dit instrument heeft vier snaren en een hol lichaam en een niet-gerekte toets en wordt gespeeld met een strijkstok
- synoniem:
- viool
Examples of using
Tom thought his violin was a Stradivarius because the name Stradivarius was on the label inside his violin.
Tom dacht dat zijn viool een Stradivarius was omdat de naam Stradivarius op het label in zijn viool stond.
Anne bought a cheap violin and a not-so cheap piano.
Anne kocht een goedkope viool en een niet zo goedkope piano.
Tom plays the violin very well.
Tom speelt heel goed viool.