Translation meaning & definition of the word "vibrate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "vibreren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Vibrate
[Trillen]/vaɪbret/
verb
1. Shake, quiver, or throb
- Move back and forth rapidly, usually in an uncontrolled manner
- synonym:
- vibrate
1. Trillen, trillen of kloppen
- Ga snel heen en weer, meestal op een ongecontroleerde manier
- synoniem:
- trillen
2. Move or swing from side to side regularly
- "The needle on the meter was oscillating"
- synonym:
- oscillate ,
- vibrate
2. Regelmatig heen en weer bewegen of zwaaien
- "De naald op de meter slingerde"
- synoniem:
- oscillaat ,
- trillen
3. Be undecided about something
- Waver between conflicting positions or courses of action
- "He oscillates between accepting the new position and retirement"
- synonym:
- hover ,
- vibrate ,
- vacillate ,
- oscillate
3. Onbeslist zijn over iets
- Wankelen tussen tegenstrijdige standpunten of handelwijzen
- "Hij schommelt tussen het aanvaarden van de nieuwe functie en pensionering"
- synoniem:
- zweven ,
- trillen ,
- aarzelen ,
- oscillaat
4. Sound with resonance
- "The sound resonates well in this theater"
- synonym:
- resonate ,
- vibrate
4. Geluid met resonantie
- "Het geluid resoneert goed in dit theater"
- synoniem:
- resoneren ,
- trillen
5. Feel sudden intense sensation or emotion
- "He was thrilled by the speed and the roar of the engine"
- synonym:
- thrill ,
- tickle ,
- vibrate
5. Voel een plotseling intens gevoel of emotie
- "Hij was enthousiast over de snelheid en het gebrul van de motor"
- synoniem:
- spanning ,
- kietelen ,
- trillen
Examples of using
I felt my phone vibrate in my pocket.
Ik voelde mijn telefoon in mijn zak trillen.