Translation meaning & definition of the word "vest" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "vest" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Vest
[Vest]/vɛst/
noun
1. A man's sleeveless garment worn underneath a coat
- synonym:
- vest ,
- waistcoat
1. Het mouwloze kledingstuk van een man gedragen onder een jas
- synoniem:
- vest
2. A collarless men's undergarment for the upper part of the body
- synonym:
- singlet ,
- vest ,
- undershirt
2. Een kraagloze onderkleding voor het bovenste deel van het lichaam
- synoniem:
- singlet ,
- vest ,
- onderhemd
verb
1. Provide with power and authority
- "They vested the council with special rights"
- synonym:
- invest ,
- vest ,
- enthrone
1. Voorzien van macht en autoriteit
- "Ze hebben de raad speciale rechten verleend"
- synoniem:
- investeren ,
- vest ,
- enthrone
2. Place (authority, property, or rights) in the control of a person or group of persons
- "She vested her vast fortune in her two sons"
- synonym:
- vest
2. Plaats ( autoriteit, eigendom of rechten ) in de controle van een persoon of groep personen
- "Ze heeft haar enorme fortuin aan haar twee zonen toegekend"
- synoniem:
- vest
3. Become legally vested
- "The property vests in the trustees"
- synonym:
- vest
3. Legaal verworven worden
- "De eigendommen zijn geldig in de beheerders"
- synoniem:
- vest
4. Clothe oneself in ecclesiastical garments
- synonym:
- vest
4. Kleed je in kerkelijke kledingstukken
- synoniem:
- vest
5. Clothe formally
- Especially in ecclesiastical robes
- synonym:
- vest ,
- robe
5. Bekleden formeel
- Vooral in kerkelijke gewaden
- synoniem:
- vest ,
- kleed