Translation meaning & definition of the word "vaccinate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "vaccineren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Vaccinate
[Vaccinaat]/væksənet/
verb
1. Perform vaccinations or produce immunity in by inoculation
- "We vaccinate against scarlet fever"
- "The nurse vaccinated the children in the school"
- synonym:
- immunize ,
- immunise ,
- inoculate ,
- vaccinate
1. Vaccinaties uitvoeren of immuniteit produceren door inoculatie
- "We vaccineren tegen roodvonk"
- "De verpleegster heeft de kinderen op school ingeënt"
- synoniem:
- immuniseren ,
- inoculeren ,
- vaccineren