Translation meaning & definition of the word "uncouth" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "uncouth" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Uncouth
[Uncouth]/ənkuθ/
adjective
1. Lacking refinement or cultivation or taste
- "He had coarse manners but a first-rate mind"
- "Behavior that branded him as common"
- "An untutored and uncouth human being"
- "An uncouth soldier--a real tough guy"
- "Appealing to the vulgar taste for violence"
- "The vulgar display of the newly rich"
- synonym:
- coarse ,
- common ,
- rough-cut ,
- uncouth ,
- vulgar
1. Gebrek aan verfijning of teelt of smaak
- "Hij had grove manieren, maar een eersteklas geest"
- "Gedrag dat hem als gewoon bestempelde"
- "Een ongetrainde en onbeholpen mens"
- "Een lompe soldaat - een echte stoere vent"
- "Die een beroep doet op de vulgaire smaak voor geweld"
- "De vulgaire vertoning van de pas rijken"
- synoniem:
- grof ,
- gemeenschappelijk ,
- ruw gesneden ,
- onbehouwen ,
- vulgair