Translation meaning & definition of the word "trusting" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "vertrouwen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Trusting
[Vertrouwen]/trəstɪŋ/
adjective
1. Inclined to believe or confide readily
- Full of trust
- "Great brown eye, true and trustful"- nordhoff & hall
- synonym:
- trustful ,
- trusting
1. Geneigd om gemakkelijk te geloven of te vertrouwen
- Vol vertrouwen
- "Groot bruin oog, waar en betrouwbaar" - nordhoff & hall
- synoniem:
- betrouwbaar ,
- vertrouwen
Examples of using
A certain door-to-door salesman made a fool of a trusting old lady and went off with a lot of her money.
Een zekere huis-aan-huisverkoper hield een vertrouwde oude dame voor de gek en ging met veel van haar geld op pad.
I did wrong in trusting such a fellow.
Ik heb het verkeerd gedaan om zo'n kerel te vertrouwen.