Translation meaning & definition of the word "trout" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "forel" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Trout
[Forel]/traʊt/
noun
1. Flesh of any of several primarily freshwater game and food fishes
- synonym:
- trout
1. Vlees van een van de vele voornamelijk zoetwater- en voedselvissen
- synoniem:
- forel
2. Any of various game and food fishes of cool fresh waters mostly smaller than typical salmons
- synonym:
- trout
2. Elk van de verschillende wild- en voedselvissen van koel zoet water, meestal kleiner dan typische salmons
- synoniem:
- forel
Examples of using
Tom caught a couple of large trout yesterday.
Tom heeft gisteren een paar grote forellen gevangen.
Tom caught a couple of large trout yesterday.
Tom heeft gisteren een paar grote forellen gevangen.