Translation meaning & definition of the word "trip" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "reis" in de Nederlandse taal
Trip
[Reis]noun
1. A journey for some purpose (usually including the return)
- "He took a trip to the shopping center"
- synonym:
- trip
1. Een reis voor een bepaald doel ( meestal inclusief de retour )
- "Hij maakte een uitstapje naar het winkelcentrum"
- synoniem:
- reis
2. A hallucinatory experience induced by drugs
- "An acid trip"
- synonym:
- trip
2. Een hallucinerende ervaring veroorzaakt door drugs
- "Een zure trip"
- synoniem:
- reis
3. An accidental misstep threatening (or causing) a fall
- "He blamed his slip on the ice"
- "The jolt caused many slips and a few spills"
- synonym:
- slip ,
- trip
3. Een accidentele misstap die ( bedreigt of ) een val veroorzaakt
- "Hij gaf de schuld aan zijn slip op het ijs"
- "De schok veroorzaakte veel slips en een paar gemorste vloeistoffen"
- synoniem:
- slip ,
- reis
4. An exciting or stimulating experience
- synonym:
- trip ,
- head trip
4. Een spannende of stimulerende ervaring
- synoniem:
- reis ,
- hoofdtrip
5. A catch mechanism that acts as a switch
- "The pressure activates the tripper and releases the water"
- synonym:
- tripper ,
- trip
5. Een vangmechanisme dat als schakelaar fungeert
- "De druk activeert de tripper en laat het water los"
- synoniem:
- tripper ,
- reis
6. A light or nimble tread
- "He heard the trip of women's feet overhead"
- synonym:
- trip
6. Een licht of behendig loopvlak
- "Hij hoorde de reis van vrouwenvoeten boven hem"
- synoniem:
- reis
7. An unintentional but embarrassing blunder
- "He recited the whole poem without a single trip"
- "He arranged his robes to avoid a trip-up later"
- "Confusion caused his unfortunate misstep"
- synonym:
- trip ,
- trip-up ,
- stumble ,
- misstep
7. Een onbedoelde maar beschamende blunder
- "Hij droeg het hele gedicht voor zonder een enkele reis"
- "Hij regelde zijn gewaden om later een trip-up te voorkomen"
- "Verwarring veroorzaakte zijn ongelukkige misstap"
- synoniem:
- reis ,
- trip-up ,
- struikelen ,
- misstap
verb
1. Miss a step and fall or nearly fall
- "She stumbled over the tree root"
- synonym:
- stumble ,
- trip
1. Mis een stap en val of val bijna
- "Ze struikelde over de boomwortel"
- synoniem:
- struikelen ,
- reis
2. Cause to stumble
- "The questions on the test tripped him up"
- synonym:
- trip ,
- trip up
2. Oorzaak tot struikelen
- "De vragen over de test hebben hem in de maling genomen"
- synoniem:
- reis ,
- struikelen
3. Make a trip for pleasure
- synonym:
- travel ,
- trip ,
- jaunt
3. Maak een reis voor het plezier
- synoniem:
- reizen ,
- reis ,
- uitstapje
4. Put in motion or move to act
- "Trigger a reaction"
- "Actuate the circuits"
- synonym:
- trip ,
- actuate ,
- trigger ,
- activate ,
- set off ,
- spark off ,
- spark ,
- trigger off ,
- touch off
4. In beweging zetten of bewegen om te handelen
- "Een reactie activeren"
- "Actualiseer de circuits"
- synoniem:
- reis ,
- activeren ,
- trigger ,
- vertrokken ,
- vonk ,
- trigger uit ,
- aanraken
5. Get high, stoned, or drugged
- "He trips every weekend"
- synonym:
- trip ,
- trip out ,
- turn on ,
- get off
5. Word high, stoned of gedrogeerd
- "Hij struikelt elk weekend"
- synoniem:
- reis ,
- struikelen ,
- inschakelen ,
- uitstappen