Examples of using
The job involves a lot of traveling.
De baan omvat veel reizen.
I was traveling with some friends.
Ik was op reis met een paar vrienden.
Tom wasn't traveling.
Tom was niet op reis.
Some people think the president spends too much time traveling.
Sommige mensen denken dat de president te veel reist.
"Do you like traveling?" "Yes, I do."
"Vind je het leuk om te reizen?" "Ja, ik wil."
He loves traveling.
Hij houdt van reizen.
He's accustomed to traveling.
Hij is gewend aan reizen.
Nothing is more pleasant than traveling.
Niets is prettiger dan reizen.
Even though we're supposedly in a recession, people are traveling abroad in record numbers this Golden Week holiday.
Ook al zitten we vermoedelijk in een recessie, mensen reizen deze vakantie van de Gouden Week in recordaantallen naar het buitenland.
Some people say that traveling by plane is rather economical.
Sommige mensen zeggen dat reizen met het vliegtuig nogal zuinig is.
She likes traveling best of all.
Ze houdt van reizen.
She is traveling around the world.
Ze reist de wereld rond.
The Tohoku district is worth traveling to.
Het Tohoku-district is het waard om naar toe te reizen.
Fathers in cities spend eight hours in the office and another two hours traveling to and from their work on trains full of people every morning and evening.
Vaders in steden brengen acht uur op kantoor door en nog eens twee uur reizen van en naar hun werk in treinen vol mensen elke ochtend en avond.
I have run out of my traveling expenses.
Ik heb mijn reiskosten op.
"I like traveling." "So do I."
"Ik hou van reizen." "Ik ook."
I like traveling.
Ik hou van reizen.
When I started traveling, I rarely felt lonely.
Toen ik begon te reizen, voelde ik me zelden eenzaam.
I don't like traveling by air.
Ik hou niet van reizen door de lucht.