Translation meaning & definition of the word "training" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "training" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Training
[Training]/trenɪŋ/
noun
1. Activity leading to skilled behavior
- synonym:
- training ,
- preparation ,
- grooming
1. Activiteit die leidt tot bekwaam gedrag
- synoniem:
- training ,
- voorbereiding ,
- verzorging
2. The result of good upbringing (especially knowledge of correct social behavior)
- "A woman of breeding and refinement"
- synonym:
- education ,
- training ,
- breeding
2. Het resultaat van een goede opvoeding ( vooral kennis van correct sociaal gedrag )
- "Een vrouw van fokkerij en verfijning"
- synoniem:
- onderwijs ,
- training ,
- fokken
Examples of using
The soldiers are going through severe training.
De soldaten ondergaan een zware training.
You need to have a lot of stamina to run a marathon, but even more for the training before the race.
Je moet veel uithoudingsvermogen hebben om een marathon te lopen, maar nog meer voor de training voor de race.