Translation meaning & definition of the word "trailer" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "trailer" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Trailer
[Aanhangwagen]/trelər/
noun
1. Someone who takes more time than necessary
- Someone who lags behind
- synonym:
- dawdler ,
- drone ,
- laggard ,
- lagger ,
- trailer ,
- poke
1. Iemand die meer tijd neemt dan nodig is
- Iemand die achterblijft
- synoniem:
- dawdler ,
- drone ,
- achterblijver ,
- branie ,
- aanhangwagen ,
- porren
2. An advertisement consisting of short scenes from a motion picture that will appear in the near future
- synonym:
- preview ,
- prevue ,
- trailer
2. Een advertentie bestaande uit korte scènes uit een film die in de nabije toekomst zal verschijnen
- synoniem:
- voorbeeld ,
- prevue ,
- aanhangwagen
3. A large transport conveyance designed to be pulled by a truck or tractor
- synonym:
- trailer
3. Een groot transporttransport dat is ontworpen om te worden getrokken door een vrachtwagen of tractor
- synoniem:
- aanhangwagen
4. A wheeled vehicle that can be pulled by a car or truck and is equipped for occupancy
- synonym:
- trailer ,
- house trailer
4. Een wielvoertuig dat kan worden getrokken door een auto of vrachtwagen en is uitgerust voor bewoning
- synoniem:
- aanhangwagen ,
- huisaanhangwagen
Examples of using
Today I hooked my trailer up to my car, filled it with rubbish and took a very full load to the local rubbish dump.
Vandaag heb ik mijn trailer aan mijn auto vastgemaakt, met afval gevuld en een zeer volle lading meegenomen naar de plaatselijke vuilnisbelt.
I'll be in my trailer.
Ik zit in mijn trailer.