Translation meaning & definition of the word "tool" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "tool" in de Nederlandse taal
Tool
[Gereedschap]noun
1. An implement used in the practice of a vocation
- synonym:
- tool
1. Een werktuig dat wordt gebruikt in de praktijk van een roeping
- synoniem:
- gereedschap
2. The means whereby some act is accomplished
- "My greed was the instrument of my destruction"
- "Science has given us new tools to fight disease"
- synonym:
- instrument ,
- tool
2. De middelen waarmee een handeling wordt bereikt
- "Mijn hebzucht was het instrument van mijn vernietiging"
- "De wetenschap heeft ons nieuwe instrumenten gegeven om ziekten te bestrijden"
- synoniem:
- instrument ,
- gereedschap
3. A person who is controlled by others and is used to perform unpleasant or dishonest tasks for someone else
- synonym:
- creature ,
- tool ,
- puppet
3. Een persoon die wordt gecontroleerd door anderen en wordt gebruikt om onaangename of oneerlijke taken voor iemand anders uit te voeren
- synoniem:
- schepsel ,
- gereedschap ,
- marionet
4. Obscene terms for penis
- synonym:
- cock ,
- prick ,
- dick ,
- shaft ,
- pecker ,
- peter ,
- tool ,
- putz
4. Obscene termen voor penis
- synoniem:
- pik ,
- lul ,
- as ,
- Peter ,
- gereedschap ,
- putz
verb
1. Drive
- "The convertible tooled down the street"
- synonym:
- tool
1. Rijden
- "De cabriolet werkte verderop in de straat"
- synoniem:
- gereedschap
2. Ride in a car with no particular goal and just for the pleasure of it
- "We tooled down the street"
- synonym:
- joyride ,
- tool ,
- tool around
2. Rijden in een auto zonder bepaald doel en alleen voor het plezier ervan
- "We hebben op straat gewerkt"
- synoniem:
- joyride ,
- gereedschap ,
- gereedschap rond
3. Furnish with tools
- synonym:
- tool
3. Meubelen met gereedschap
- synoniem:
- gereedschap
4. Work with a tool
- synonym:
- tool
4. Werk met een tool
- synoniem:
- gereedschap