Translation meaning & definition of the word "tomorrow" into Dutch language

noun

1. The day after today

• "What are our tasks for tomorrow?"

synonym:
• tomorrow

1. De dag erna vandaag

• "Wat zijn onze taken voor morgen?"

synoniem:
• morgen

2. The near future

• "Tomorrow's world"

• "Everyone hopes for a better tomorrow"

synonym:
• tomorrow

2. De nabije toekomst

• "De wereld van morgen"

• "Iedereen hoopt op een betere morgen"

synoniem:
• morgen

adverb

1. The next day, the day after, following the present day

synonym:
• tomorrow

1. De volgende dag, de dag erna, volgend op de dag van vandaag

synoniem:
• morgen

Examples of using

I wonder if Tom will come tomorrow.

Ik vraag me af of Tom morgen komt.

We'll meet her tomorrow at the station.

We ontmoeten haar morgen op het station.

The shop won't be open for clients tomorrow.

De winkel is morgen niet open voor klanten.

I'll report on this matter tomorrow.

Ik zal morgen hierover verslag uitbrengen.

Tom will be there tomorrow without question.

Tom zal er morgen zonder twijfel zijn.

I'm looking forward to tomorrow.

Ik kijk uit naar morgen.

We'll go out tomorrow if the weather permits.

We gaan morgen uit als het weer het toelaat.

We'll do it tomorrow.

We doen het morgen.

Lend me your car for tomorrow.

Leen me je auto voor morgen.

When he comes back, tell him I'm indisposed and shall get back at him tomorrow.

Als hij terugkomt, zeg hem dan dat ik ongesteld ben en dat ik hem morgen terug zal pakken.

There's no tomorrow for these people.

Er is geen morgen voor deze mensen.

I'm going back to Boston tomorrow.

Ik ga morgen terug naar Boston.

I'm going back home tomorrow.

Ik ga morgen terug naar huis.

Yesterday is already history, and tomorrow, a mystery. However, today is a present of fate, and presents are supposed to bring joy.

Gisteren is al geschiedenis en morgen een mysterie. Vandaag is echter een geschenk van het lot en cadeautjes zouden vreugde moeten brengen.

Are you doing anything tomorrow night?

Doe je morgenavond iets?

I'll stay until the day after tomorrow.

Ik blijf tot overmorgen.

I'll stay until tomorrow.

Ik blijf tot morgen.

Let's put off the decision until tomorrow.

Laten we de beslissing uitstellen tot morgen.

I'll give it to you tomorrow.

Ik geef het je morgen.