Translation meaning & definition of the word "times" into Dutch language

noun

1. A more or less definite period of time now or previously present

• "It was a sign of the times"

synonym:
• times

1. Een min of meer bepaalde periode nu of eerder aanwezig

• "Het was een teken van de tijd"

synoniem:
• keer

2. An arithmetic operation that is the inverse of division

• The product of two numbers is computed

• "The multiplication of four by three gives twelve"

• "Four times three equals twelve"

synonym:
• multiplication
,
• times

2. Een rekenkundige bewerking die het omgekeerde is van deling

• Het product van twee nummers wordt berekend

• "De vermenigvuldiging van vier bij drie geeft twaalf"

• "Vier keer drie is gelijk aan twaalf"

synoniem:
• vermenigvuldiging
,
• keer

Examples of using

In times like this, we should all pull together.

In tijden als deze moeten we allemaal samenwerken.

You are ten times better looking than I am.

Je ziet er tien keer beter uit dan ik.

Tom comes here three times a month.

Tom komt hier drie keer per maand.

Tom ate three times as much as Mary did.

Tom at driemaal zoveel als Mary.

You've probably done this many times before.

Je hebt dit waarschijnlijk al vaak gedaan.

We discussed it plenty of times.

We hebben het vaak besproken.

Suddenly there was a sudden squeak somewhere. It was very sudden. Sudden... Try saying that word fifty times then using it in a sentence...

Plots klonk er ergens een plotseling piepje. Het was heel plotseling. Plotseling... Zeg dat woord vijftig keer en gebruik het dan in een zin...

How many times do I have to say I'm sorry?

Hoe vaak moet ik sorry zeggen?

How many times have you been married?

Hoe vaak ben je getrouwd geweest?

How many times have you played tennis with Tom?

Hoe vaak heb je met Tom tennis gespeeld?

Some know about the old times from their parents only.

Sommigen weten alleen van de oude tijd van hun ouders.

If I were you, I wouldn't think two times, but three times!

Als ik jou was, zou ik niet twee keer nadenken, maar drie keer!

How many times a day do you look at your reflection in the mirror?

Hoe vaak kijk je per dag naar je spiegelbeeld?

I've told you a million times not to exaggerate.

Ik heb je al een miljoen keer gezegd niet te overdrijven.

"How many times did he kiss you?" "Just once."

"Hoe vaak heeft hij je gekust?" "Een keer."

You need to take this medicine three times a day.

U moet dit geneesmiddel driemaal daags innemen.

I've been stopped by the police many times.

Ik ben vaak tegengehouden door de politie.

I asked him several times, but he simply didn't reply.

Ik heb het hem meerdere keren gevraagd, maar hij antwoordde gewoon niet.

How many times do I have to tell you?

Hoe vaak moet ik het je vertellen?