Translation meaning & definition of the word "ticket" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "ticket" in de Nederlandse taal
Ticket
[Ticket]noun
1. A commercial document showing that the holder is entitled to something (as to ride on public transportation or to enter a public entertainment)
- synonym:
- ticket
1. Een handelsdocument waaruit blijkt dat de houder recht heeft op iets (zoals rijden in het openbaar vervoer of het betreden van openbaar amusement)
- synoniem:
- ticket
2. A label written or printed on paper, cardboard, or plastic that is attached to something to indicate its owner, nature, price, etc.
- synonym:
- tag ,
- ticket
2. Een etiket geschreven of gedrukt op papier, karton of plastic dat ergens op is bevestigd om de eigenaar, aard, prijs, enz. aan te geven.
- synoniem:
- tag ,
- ticket
3. A summons issued to an offender (especially to someone who violates a traffic regulation)
- synonym:
- ticket
3. Een dagvaarding afgegeven aan een overtreder (vooral aan iemand die een verkeersregeling overtreedt)
- synoniem:
- ticket
4. A list of candidates nominated by a political party to run for election to public offices
- synonym:
- slate ,
- ticket
4. Een lijst met kandidaten die door een politieke partij zijn genomineerd om zich kandidaat te stellen voor verkiezing voor openbare ambten
- synoniem:
- leisteen ,
- ticket
5. The appropriate or desirable thing
- "This car could be just the ticket for a small family"
- synonym:
- ticket ,
- just the ticket
5. Het passende of wenselijke
- "Deze auto zou slechts het ticket kunnen zijn voor een klein gezin"
- synoniem:
- ticket ,
- alleen het kaartje
verb
1. Issue a ticket or a fine to as a penalty
- "I was fined for parking on the wrong side of the street"
- "Move your car or else you will be ticketed!"
- synonym:
- ticket ,
- fine
1. Geef een kaartje of een boete uit als boete
- "Ik kreeg een boete voor parkeren aan de verkeerde kant van de straat"
- "Verplaats uw auto, anders krijgt u een bekeuring!"
- synoniem:
- ticket ,
- prima
2. Provide with a ticket for passage or admission
- "Ticketed passengers can board now"
- synonym:
- ticket
2. Voorzien van een ticket voor doorgang of toegang
- "Getickette passagiers kunnen nu instappen"
- synoniem:
- ticket