Translation meaning & definition of the word "theater" into Dutch language

noun

1. A building where theatrical performances or motion-picture shows can be presented

• "The house was full"

synonym:
• theater
,
• theatre
,
• house

1. Een gebouw waar theatrale uitvoeringen of filmshows kunnen worden gepresenteerd

• "Het huis was vol"

synoniem:
• theater
,
• huis

2. The art of writing and producing plays

synonym:
• dramaturgy
,
• dramatic art
,
• dramatics
,
• theater
,
• theatre

2. De kunst van het schrijven en produceren van toneelstukken

synoniem:
• dramaturgie
,
• dramatische kunst
,
• dramatiek
,
• theater

3. A region in which active military operations are in progress

• "The army was in the field awaiting action"

• "He served in the vietnam theater for three years"

synonym:
• field
,
• field of operations
,
• theater
,
• theater of operations
,
• theatre
,
• theatre of operations

3. Een regio waar actieve militaire operaties worden uitgevoerd

• "Het leger was in het veld in afwachting van actie"

• "Hij heeft drie jaar in het vietnam-theater gediend"

synoniem:
• veld
,
• werkterrein
,
• theater
,
• theater van operaties

Examples of using

We went to the theater early to get good seats.

We gingen vroeg naar het theater om goede stoelen te krijgen.

We went to the theater early so we could get good seats.

We gingen vroeg naar het theater zodat we goede stoelen konden krijgen.

I went to the theater early so I could get a good seat.

Ik ging vroeg naar het theater zodat ik een goede stoel kon krijgen.

I went to the theater early to get a good seat.

Ik ging vroeg naar het theater om een goede stoel te krijgen.

Tom had a great love for the theater.

Tom had een grote liefde voor het theater.

The theater was slowly filling with people.

Het theater vulde zich langzaam met mensen.

I've decided to go to the theater.

Ik heb besloten om naar het theater te gaan.

I had to leave the theater in the middle of the concert.

Midden in het concert moest ik het theater verlaten.

I'm going to the theater on the corner.

Ik ga naar het theater op de hoek.

Tom went to the theater with Mary.

Tom ging met Mary naar het theater.

Would you like to go to the theater this evening?

Wil je vanavond naar het theater?

Daddy, I'll stop doing theater and won't sing anymore.

Papa, ik stop met theater doen en zing niet meer.

This movie theater has two floors.

Deze bioscoop heeft twee verdiepingen.

Do you want to go to the movies or to the theater?

Wil je naar de film of naar het theater?

All of a sudden, a fire broke out in the movie theater.

Ineens brak er brand uit in de bioscoop.

The oldest movie theater in town is being pulled down now.

De oudste bioscoop van de stad wordt nu afgebroken.

Be quiet. Don't talk in the theater.

Wees stil. Praat niet in het theater.

He adores going to the theater.

Hij is dol op naar het theater gaan.

I was at the theater.

Ik was in het theater.