Translation meaning & definition of the word "tent" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "tent" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Tent
[Tent]/tɛnt/
noun
1. A portable shelter (usually of canvas stretched over supporting poles and fastened to the ground with ropes and pegs)
- "He pitched his tent near the creek"
- synonym:
- tent ,
- collapsible shelter
1. Een draagbare schuilplaats ( meestal van canvas gespannen over ondersteunende palen en met touwen en haringen aan de grond bevestigd )
- "Hij zette zijn tent op bij de kreek"
- synoniem:
- tent ,
- opvouwbare schuilplaats
2. A web that resembles a tent or carpet
- synonym:
- tent
2. Een web dat lijkt op een tent of tapijt
- synoniem:
- tent
verb
1. Live in or as if in a tent
- "Can we go camping again this summer?"
- "The circus tented near the town"
- "The houseguests had to camp in the living room"
- synonym:
- camp ,
- encamp ,
- camp out ,
- bivouac ,
- tent
1. Woon in of alsof je in een tent zit
- "Kunnen we deze zomer weer gaan kamperen?"
- "Het circus tentte in de buurt van de stad"
- "De huisgasten moesten in de woonkamer kamperen"
- synoniem:
- kamp ,
- kamperen ,
- bivak ,
- tent
Examples of using
She set fire to a tent.
Ze stak een tent in brand.
Where should we pitch the tent?
Waar moeten we de tent opzetten?
Whose idea was it to pitch the tent here?
Wiens idee was het om hier de tent op te zetten?