Translation of "talking" into Dutch

Praten

IPA : /tɔkɪŋ/

synonyms:

• talk

What was Tom talking about?

Waar had Tom het over?

Are you talking about Tom?

Heb je het over Tom?

The firefighter is talking about the fire.

De brandweerman heeft het over de brand.

Stop talking about yourself and start talking about others!

Stop met praten over jezelf en begin over anderen!

Mention the name of the man you're talking to. It makes everyone feel important and accepted.

Noem de naam van de man met wie je praat. Het geeft iedereen het gevoel belangrijk en geaccepteerd te zijn.

During a conversation, ask about the man you're talking to.

Vraag tijdens een gesprek naar de man met wie je praat.

Remember that most people are more interested in talking about themselves than about you.

Vergeet niet dat de meeste mensen meer geïnteresseerd zijn om over zichzelf te praten dan over jou.

Oh dear, what nonsense I'm talking!

O jee, wat een onzin praat ik!

Tom suddenly stopped talking.

Tom stopte plotseling met praten.

Just do it right away or don't even bother talking to me again.

Doe het gewoon meteen of neem niet eens de moeite om nog een keer met mij te praten.

Who are you talking about?

Over wie heb je het?

Why is Tom talking?

Waarom praat Tom?

I'm a teacher of Spanish for foreigners, so believe me, I know what I'm talking about.

Ik ben leraar Spaans voor buitenlanders, dus geloof me, ik weet waar ik het over heb.

I'm talking about your actions.

Ik heb het over je daden.

Tom doesn't like talking about himself.

Tom praat niet graag over zichzelf.

Bet you thought we were all done talking about the lesson?

Wedden dat je dacht dat we allemaal klaar waren met praten over de les?

I'm not talking to you, I am talking to the monkey.

Ik praat niet tegen jou, ik praat tegen de aap.

She's talking to the Russian teacher.

Ze praat met de Russische lerares.

Who were you talking to?

Met wie had je het?

I'm talking about you.

Ik heb het over jou.