Lingvanex Tranalator

Translator for


translation app

Lingvanex - your universal translation app

Translator for

Download For Free

Translation meaning & definition of the word "talk" into Dutch language

Vertaling betekenis & definitie van het woord "praten" in de Nederlandse taal

EnglishDutch

Talk

[Praten]
/tɔk/

noun

1. An exchange of ideas via conversation

  • "Let's have more work and less talk around here"
    synonym:
  • talk
  • ,
  • talking

1. Een uitwisseling van ideeën via een gesprek

  • "Laten we hier meer werk hebben en minder praten"
    synoniem:
  • praten

2. Discussion

  • (`talk about' is a less formal alternative for `discussion of')
  • "His poetry contains much talk about love and anger"
    synonym:
  • talk

2. Discussie

  • ( 'praten over' is een minder formeel alternatief voor 'discussie over' )
  • "Zijn poëzie bevat veel gepraat over liefde en woede"
    synoniem:
  • praten

3. The act of giving a talk to an audience

  • "I attended an interesting talk on local history"
    synonym:
  • talk

3. Het houden van een gesprek met een publiek

  • "Ik heb een interessante lezing over de lokale geschiedenis bijgewoond"
    synoniem:
  • praten

4. A speech that is open to the public

  • "He attended a lecture on telecommunications"
    synonym:
  • lecture
  • ,
  • public lecture
  • ,
  • talk

4. Een toespraak die open is voor het publiek

  • "Hij woonde een lezing over telecommunicatie bij"
    synoniem:
  • lezing
  • ,
  • openbare lezing
  • ,
  • praten

5. Idle gossip or rumor

  • "There has been talk about you lately"
    synonym:
  • talk
  • ,
  • talk of the town

5. Inactief roddelen of gerucht

  • "Er is de laatste tijd over je gepraat"
    synoniem:
  • praten
  • ,
  • praat over de stad

verb

1. Exchange thoughts

  • Talk with
  • "We often talk business"
  • "Actions talk louder than words"
    synonym:
  • talk
  • ,
  • speak

1. Gedachten uitwisselen

  • Praten met
  • "We praten vaak over zaken"
  • "Acties praten luider dan woorden"
    synoniem:
  • praten
  • ,
  • spreken

2. Express in speech

  • "She talks a lot of nonsense"
  • "This depressed patient does not verbalize"
    synonym:
  • talk
  • ,
  • speak
  • ,
  • utter
  • ,
  • mouth
  • ,
  • verbalize
  • ,
  • verbalise

2. Uitdrukken in spraak

  • "Ze praat veel onzin"
  • "Deze depressieve patiënt verwoordt niet"
    synoniem:
  • praten
  • ,
  • spreken
  • ,
  • volslagen
  • ,
  • mond
  • ,
  • verbaal

3. Use language

  • "The baby talks already"
  • "The prisoner won't speak"
  • "They speak a strange dialect"
    synonym:
  • speak
  • ,
  • talk

3. Taal gebruiken

  • "De baby praat al"
  • "De gevangene wil niet praten"
  • "Ze spreken een vreemd dialect"
    synoniem:
  • spreken
  • ,
  • praten

4. Reveal information

  • "If you don't oblige me, i'll talk!"
  • "The former employee spilled all the details"
    synonym:
  • spill
  • ,
  • talk

4. Informatie onthullen

  • "Als je me niet verplicht, zal ik praten!"
  • "De voormalige werknemer heeft alle details gemorst"
    synoniem:
  • morsen
  • ,
  • praten

5. Divulge confidential information or secrets

  • "Be careful--his secretary talks"
    synonym:
  • spill the beans
  • ,
  • let the cat out of the bag
  • ,
  • talk
  • ,
  • tattle
  • ,
  • blab
  • ,
  • peach
  • ,
  • babble
  • ,
  • sing
  • ,
  • babble out
  • ,
  • blab out

5. Onthul vertrouwelijke informatie of geheimen

  • "Wees voorzichtig - zijn secretaris praat"
    synoniem:
  • morsen van de bonen
  • ,
  • laat de kat uit de zak
  • ,
  • praten
  • ,
  • kletsen
  • ,
  • blab
  • ,
  • perzik
  • ,
  • brabbelen
  • ,
  • zingen
  • ,
  • babbelen
  • ,
  • blab uit

6. Deliver a lecture or talk

  • "She will talk at rutgers next week"
  • "Did you ever lecture at harvard?"
    synonym:
  • lecture
  • ,
  • talk

6. Geef een lezing of praat

  • "Volgende week zal ze bij rutgers praten"
  • "Heb je ooit een lezing gegeven op harvard?"
    synoniem:
  • lezing
  • ,
  • praten

Examples of using

I thought you didn't want to talk to us.
Ik dacht dat je niet met ons wilde praten.
Don't talk to me that way.
Praat niet zo tegen me.
I prefer to not talk about it.
Ik praat er liever niet over.