Translation meaning & definition of the word "sworn" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "afgeschoren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Sworn
[Beëdigd]/swɔrn/
adjective
1. Bound by or as if by an oath
- "According to an early tradition became his sworn brother"
- "Sworn enemies"
- synonym:
- pledged ,
- sworn
1. Gebonden door of alsof door een eed
- "Volgens een vroege traditie werd hij zijn gezworen broer"
- "Beëdigde vijanden"
- synoniem:
- beloofd ,
- gezworen
2. Bound by or stated on oath
- "Now my sworn friend and then mine enemy"- shakespeare
- synonym:
- sworn
2. Gebonden door of vermeld onder ede
- "Nu mijn gezworen vriend en dan mijn vijand" - shakespeare
- synoniem:
- gezworen
Examples of using
You’ve sworn to me, kid, — so find such a water for me, find it and bring, water my poor roots…
Je hebt me gezworen, jongen, — dus zoek zo'n water voor mij, vind het en breng, geef mijn arme wortels water…