Translation meaning & definition of the word "surety" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "zekerheid" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Surety
[Zeker]/ʃʊrəti/
noun
1. Something clearly established
- synonym:
- surety
1. Iets duidelijk vastgesteld
- synoniem:
- zeker
2. Property that your creditor can claim in case you default on your obligation
- "Bankers are reluctant to lend without good security"
- synonym:
- security ,
- surety
2. Eigendom die uw schuldeiser kan claimen als u in gebreke blijft bij uw verplichting
- "Bankiers zijn terughoudend om te lenen zonder goede beveiliging"
- synoniem:
- beveiliging ,
- zeker
3. A prisoner who is held by one party to insure that another party will meet specified terms
- synonym:
- hostage ,
- surety
3. Een gevangene die door een partij wordt vastgehouden om ervoor te zorgen dat een andere partij aan bepaalde voorwaarden voldoet
- synoniem:
- gegijzeld ,
- zeker
4. One who provides a warrant or guarantee to another
- synonym:
- guarantor ,
- surety ,
- warrantor ,
- warranter
4. Iemand die een bevel of garantie aan een ander verstrekt
- synoniem:
- garant ,
- zeker ,
- bevelhebber ,
- warranter
5. A guarantee that an obligation will be met
- synonym:
- security ,
- surety
5. Een garantie dat aan een verplichting wordt voldaan
- synoniem:
- beveiliging ,
- zeker