Ik veronderstel dat ik nog wat langer zou kunnen wachten.
You work in an office? I suppose most people do, don't they? Is it fun? No? Oh well.
Je werkt op een kantoor? Ik veronderstel dat de meeste mensen dat doen, nietwaar? Is het leuk? Nee? Ach.
"Professor, I suppose I think you ought not but may!" "Why, I think you may but ought not." "So what then?" "Nothing."
"Professor, ik denk dat ik denk dat je dat niet zou moeten doen, maar dat mag wel!" "Waarom, ik denk dat je dat wel zou moeten doen, maar dat niet zou moeten doen." "Dus wat dan?" "Niets."
I suppose you'll be studying all day tomorrow.
Ik veronderstel dat je morgen de hele dag gaat studeren.
I suppose you have the right to know.
Ik veronderstel dat je het recht hebt om het te weten.
I suppose we should tell Tom the truth.
Ik veronderstel dat we Tom de waarheid moeten vertellen.
I suppose we have nothing to lose.
Ik veronderstel dat we niets te verliezen hebben.
I suppose we have no choice.
Ik veronderstel dat we geen keus hebben.
I suppose it's time to go.
Ik veronderstel dat het tijd is om te gaan.
I suppose you won't mind if I take one?
Ik veronderstel dat je het niet erg vindt als ik er een neem?
I suppose you want me to tell Tom what happened.
Ik veronderstel dat je wilt dat ik Tom vertel wat er is gebeurd.
I suppose you want to ask me where I've been.
Ik veronderstel dat je me wilt vragen waar ik ben geweest.
I suppose you like it.
Ik veronderstel dat je het leuk vindt.
No, I suppose not.
Nee, ik veronderstel van niet.
Which do you suppose she chose?
Welke denk je dat ze heeft gekozen?
I don't suppose it's possible to read a book by moonlight.
Ik denk niet dat het mogelijk is om een boek bij maanlicht te lezen.
Let's suppose that he is here.
Laten we aannemen dat hij hier is.
I suppose her brother would be about forty when he died.
Ik veronderstel dat haar broer ongeveer veertig zou zijn als hij stierf.