Translation meaning & definition of the word "stupor" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "stupor" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Stupor
[Stupor]/stupər/
noun
1. The feeling of distress and disbelief that you have when something bad happens accidentally
- "His mother's death left him in a daze"
- "He was numb with shock"
- synonym:
- daze ,
- shock ,
- stupor
1. Het gevoel van angst en ongeloof dat je hebt als er per ongeluk iets ergs gebeurt
- "De dood van zijn moeder bracht hem in een roes"
- "Hij was gevoelloos van shock"
- synoniem:
- doolhof ,
- schok ,
- stupor
2. Marginal consciousness
- "His grogginess was caused as much by exhaustion as by the blows"
- "Someone stole his wallet while he was in a drunken stupor"
- synonym:
- grogginess ,
- stupor ,
- stupefaction ,
- semiconsciousness
2. Marginaal bewustzijn
- "Zijn grogginess werd evenzeer veroorzaakt door uitputting als door de klappen"
- "Iemand heeft zijn portemonnee gestolen terwijl hij in een dronken stupor zat"
- synoniem:
- grogginess ,
- stupor ,
- stupefactie ,
- halfbewustzijn