Examples of using
Police have advised that the man who stole the bike spoke with a strong accent.
De politie heeft geadviseerd dat de man die de fiets heeft gestolen met een sterk accent sprak.
Someone stole my money.
Iemand heeft mijn geld gestolen.
Someone stole my driving licence.
Iemand heeft mijn rijbewijs gestolen.
Someone stole my driver's license.
Iemand heeft mijn rijbewijs gestolen.
I stole your bag because I ran out of money.
Ik heb je tas gestolen omdat ik geen geld meer had.
She stole my things.
Ze heeft mijn spullen gestolen.
We stole it.
We hebben het gestolen.
I'm angry because someone stole my bicycle.
Ik ben boos omdat iemand mijn fiets heeft gestolen.
Somebody stole my car.
Iemand heeft mijn auto gestolen.
The hare stole carrots from the garden.
De haas stal wortels uit de tuin.
Someone stole Tom's bicycle.
Iemand heeft Tom's fiets gestolen.
The hare stole a carrot from the garden.
De haas heeft een wortel uit de tuin gestolen.
Who stole my basket with the meat?
Wie heeft mijn mand met het vlees gestolen?
Does everyone think it was me who stole the money?
Denkt iedereen dat ik het geld heb gestolen?
The investor stole the capital of his client.
De investeerder heeft het kapitaal van zijn cliënt gestolen.
Looters stole ancient artifacts from the tomb.
Plunderaars stalen oude artefacten uit het graf.
The employee stole money from the cash register.
De werknemer heeft geld gestolen uit de kassa.
A group of gangsters stole the money.
Een groep gangsters heeft het geld gestolen.
Tom broke into Mary's car and stole what was hidden under the driver's seat.
Tom brak in bij Mary's auto en stal wat verborgen was onder de bestuurdersstoel.
That man stole all of his money.
Die man heeft al zijn geld gestolen.