Translation meaning & definition of the word "solstice" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "solstice" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Solstice
[Zonnewende]/sɔlstɪs/
noun
1. Either of the two times of the year when the sun is at its greatest distance from the celestial equator
- synonym:
- solstice
1. Een van de twee keer van het jaar waarin de zon op de grootste afstand van de hemelevenaar staat
- synoniem:
- zonnewende
Examples of using
We'll have to celebrate the winter solstice.
We zullen de winterzonnewende moeten vieren.
We'll have to celebrate the winter solstice.
We zullen de winterzonnewende moeten vieren.