Translation meaning & definition of the word "sitting" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "zitten" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Sitting
[Zitten]/sɪtɪŋ/
noun
1. (photography) the act of assuming a certain position (as for a photograph or portrait)
- "He wanted his portrait painted but couldn't spare time for the sitting"
- synonym:
- sitting ,
- posing
1. ( fotografie ) het aannemen van een bepaalde positie ( als voor een foto of portret )
- "Hij wilde dat zijn portret geschilderd werd, maar kon geen tijd vrijmaken voor de vergadering"
- synoniem:
- zittend ,
- poseren
2. The act of assuming or maintaining a seated position
- "He read the mystery at one sitting"
- synonym:
- sitting
2. Het aannemen of behouden van een zittende positie
- "Hij las het mysterie tijdens één vergadering"
- synoniem:
- zittend
3. A meeting of spiritualists
- "The seance was held in the medium's parlor"
- synonym:
- seance ,
- sitting ,
- session
3. Een ontmoeting van spiritualisten
- "De seance werd gehouden in de salon van het medium"
- synoniem:
- seance ,
- zittend ,
- sessie
4. A session as of a legislature or court
- synonym:
- sitting
4. Een zitting als wetgever of rechtbank
- synoniem:
- zittend
adjective
1. (of persons) having the torso erect and legs bent with the body supported on the buttocks
- "The seated madonna"
- "The audience remained seated"
- synonym:
- seated ,
- sitting
1. ( van personen ) met de romp rechtop en benen gebogen met het lichaam ondersteund op de billen
- "De zittende madonna"
- "Het publiek bleef zitten"
- synoniem:
- zittend
2. Not moving and therefore easy to attack
- "A sitting target"
- synonym:
- sitting
2. Niet bewegend en daardoor gemakkelijk aan te vallen
- "Een zittend doelwit"
- synoniem:
- zittend
Examples of using
If I were a bad demolitionist, I wouldn't be sitting here discussing it with you now, would I?
Als ik een slechte sloopster was, zou ik hier nu niet met jou zitten praten, toch?
I was sitting on the couch half asleep.
Ik zat half slapend op de bank.
He's sitting on the bench.
Hij zit op de bank.