Translation meaning & definition of the word "shuffle" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "shuffle" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Shuffle
[Shuffle]/ʃəfəl/
noun
1. The act of mixing cards haphazardly
- synonym:
- shuffle ,
- shuffling ,
- make
1. Het lukraak mengen van kaarten
- synoniem:
- schuifelen ,
- maken
2. Walking with a slow dragging motion without lifting your feet
- "From his shambling i assumed he was very old"
- synonym:
- shamble ,
- shambling ,
- shuffle ,
- shuffling
2. Lopen met een langzame slepende beweging zonder je voeten op te tillen
- "Van zijn puinhoop ging ik ervan uit dat hij heel oud was"
- synoniem:
- knoeiend ,
- slenteren ,
- schuifelen
verb
1. Walk by dragging one's feet
- "He shuffled out of the room"
- "We heard his feet shuffling down the hall"
- synonym:
- shuffle ,
- scuffle ,
- shamble
1. Loop door je voeten te slepen
- "Hij schuifelde de kamer uit"
- "We hoorden zijn voeten door de gang schuifelen"
- synoniem:
- schuifelen ,
- knoeiend
2. Move about, move back and forth
- "He shuffled his funds among different accounts in various countries so as to avoid the irs"
- synonym:
- shuffle
2. Bewegen, heen en weer bewegen
- "Hij schudde zijn geld over verschillende rekeningen in verschillende landen om de irs te vermijden"
- synoniem:
- schuifelen
3. Mix so as to make a random order or arrangement
- "Shuffle the cards"
- synonym:
- shuffle ,
- ruffle ,
- mix
3. Mix om een willekeurige volgorde of opstelling te maken
- "Schud de kaarten"
- synoniem:
- schuifelen ,
- ruches ,
- mix