Translation meaning & definition of the word "shower" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "douche" in Nederlandse taal
Shower
[Douche]noun
1. A plumbing fixture that sprays water over you
- "They installed a shower in the bathroom"
- synonym:
- shower
1. Een sanitair dat water over je heen spuit
- "Ze hebben een douche in de badkamer geïnstalleerd"
- synoniem:
- douche
2. Washing yourself by standing upright under water sprayed from a nozzle
- "He took a shower after the game"
- synonym:
- shower ,
- shower bath
2. Jezelf wassen door rechtop te staan onder water dat uit een mondstuk is gespoten
- "Hij nam een douche na de wedstrijd"
- synoniem:
- douche ,
- douche bad
3. A brief period of precipitation
- "The game was interrupted by a brief shower"
- synonym:
- shower ,
- rain shower
3. Een korte periode van neerslag
- "Het spel werd onderbroken door een korte douche"
- synoniem:
- douche ,
- regen douche
4. A sudden downpour (as of tears or sparks etc) likened to a rain shower
- "A little shower of rose petals"
- "A sudden cascade of sparks"
- synonym:
- shower ,
- cascade
4. Een plotselinge stortbui ( als van tranen of vonken enz. ) vergeleken met een regendouche
- "Een kleine douche van rozenblaadjes"
- "Een plotselinge cascade van vonken"
- synoniem:
- douche ,
- cascade
5. Someone who organizes an exhibit for others to see
- synonym:
- exhibitor ,
- exhibitioner ,
- shower
5. Iemand die een tentoonstelling organiseert voor anderen om te zien
- synoniem:
- exposant ,
- douche
6. A party of friends assembled to present gifts (usually of a specified kind) to a person
- "Her friends organized a baby shower for her when she was expecting"
- synonym:
- shower
6. Een groep vrienden die is samengesteld om geschenken ( gewoonlijk van een gespecificeerde soort ) aan een persoon te presenteren
- "Haar vrienden organiseerden een babyshower voor haar toen ze verwachtte"
- synoniem:
- douche
verb
1. Expend profusely
- Also used with abstract nouns
- "He was showered with praise"
- synonym:
- lavish ,
- shower
1. Besteed rijkelijk
- Ook gebruikt met abstracte zelfstandige naamwoorden
- "Hij werd overladen met lof"
- synoniem:
- overdadig ,
- douche
2. Spray or sprinkle with
- "The guests showered rice on the couple"
- synonym:
- shower
2. Besproeien of besprenkelen
- "De gasten hebben rijst op het stel gedoucht"
- synoniem:
- douche
3. Take a shower
- Wash one's body in the shower
- "You should shower after vigorous exercise"
- synonym:
- shower
3. Neem een douche
- Was je lichaam onder de douche
- "Je moet douchen na intensieve training"
- synoniem:
- douche
4. Rain abundantly
- "Meteors showered down over half of australia"
- synonym:
- shower ,
- shower down
4. Regen overvloedig
- "Meteors overgoten meer dan de helft van australië"
- synoniem:
- douche ,
- douchen
5. Provide abundantly with
- "He showered her with presents"
- synonym:
- shower
5. Overvloedig voorzien
- "Hij heeft haar met cadeautjes overladen"
- synoniem:
- douche