Translation meaning & definition of the word "shopkeeper" into Dutch language

noun

1. A merchant who owns or manages a shop

synonym:
• shopkeeper
,
• tradesman
,
• storekeeper
,
• market keeper

1. Een handelaar die een winkel bezit of beheert

synoniem:
• winkelier
,
• handelaar
,
• marktbewaarder

Examples of using

"What kind of feeling?" the shopkeeper asked.

"Wat voor gevoel?" vroeg de winkelier.

"I believe that the code for Lebanon is 100," the shopkeeper said.

"Ik denk dat de code voor Libanon 100 is', zei de winkelier.

"You have expensive taste!" the shopkeeper exclaimed. "Are you sure you don't want to look through our cheaper variants first?"

"Je hebt een dure smaak!" riep de winkelier uit. "Weet je zeker dat je niet eerst door onze goedkopere varianten wilt kijken?"

"I believe that the code for Lebanon is 961," the shopkeeper said.

"Ik denk dat de code voor Libanon 961 is', zei de winkelier.