Translation meaning & definition of the word "shoe" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "schoen" in Nederlandse taal
Shoe
[Schoen]noun
1. Footwear shaped to fit the foot (below the ankle) with a flexible upper of leather or plastic and a sole and heel of heavier material
- synonym:
- shoe
1. Schoeisel gevormd om de voet ( onder de enkel ) te passen met een flexibel bovenwerk van leer of plastic en een zool en hiel van zwaarder materiaal
- synoniem:
- schoen
2. (card games) a case from which playing cards are dealt one at a time
- synonym:
- shoe
2. ( kaartspellen ) een geval van waaruit speelkaarten één voor één worden gedeeld
- synoniem:
- schoen
3. U-shaped plate nailed to underside of horse's hoof
- synonym:
- horseshoe ,
- shoe
3. U-vormige plaat genageld aan de onderkant van de hoef van het paard
- synoniem:
- hoefijzer ,
- schoen
4. A restraint provided when the brake linings are moved hydraulically against the brake drum to retard the wheel's rotation
- synonym:
- brake shoe ,
- shoe ,
- skid
4. Een beveiligingssysteem dat wordt aangebracht wanneer de remvoeringen hydraulisch tegen de remtrommel worden bewogen om de rotatie van het wiel te vertragen
- synoniem:
- remschoen ,
- schoen ,
- slip
verb
1. Furnish with shoes
- "The children were well shoed"
- synonym:
- shoe
1. Meubels met schoenen
- "De kinderen waren goed geschuwd"
- synoniem:
- schoen