Examples of using
Do you have the shirt one size bigger?
Heb je het shirt een maat groter?
There's a loose button on your shirt.
Er zit een losse knop op je shirt.
Mary returned the shirt because it was too small.
Mary gaf het shirt terug omdat het te klein was.
She has given me a shirt.
Ze heeft me een shirt gegeven.
I told you I hated that shirt.
Ik zei toch dat ik dat shirt haatte.
Do you want to buy a shirt?
Wil je een shirt kopen?
The shirt is dirty.
Het shirt is vies.
Tuck your shirt in.
Stop je shirt erin.
He's wearing a white cotton shirt.
Hij draagt een wit katoenen overhemd.
I don't like this shirt. Please show me another one.
Ik hou niet van dit shirt. Laat me er nog een zien.
I'll give grandma a shirt for Christmas.
Ik geef oma een overhemd voor Kerstmis.
This shirt needs to be washed.
Dit shirt moet gewassen worden.
That shirt is too large for me.
Dat shirt is te groot voor mij.
Tom took off his shirt and threw it into the washing machine.
Tom trok zijn shirt uit en gooide het in de wasmachine.
I like your shirt.
Ik hou van je shirt.
She unbuttoned her shirt.
Ze knoopte haar shirt los.
He unbuttoned his shirt.
Hij knoopte zijn shirt los.
Where's the shirt I bought you?
Waar is het shirt dat ik voor je heb gekocht?
Thank you for burning my shirt with your cigarette.
Bedankt voor het verbranden van mijn shirt met je sigaret.
I want that shirt too.
Ik wil dat shirt ook.
