Translation meaning & definition of the word "shine" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "glans" in Nederlandse taal
Shine
[Shine]noun
1. The quality of being bright and sending out rays of light
- synonym:
- radiance ,
- radiancy ,
- shine ,
- effulgence ,
- refulgence ,
- refulgency
1. De kwaliteit van helder zijn en lichtstralen uitzenden
- synoniem:
- uitstraling ,
- radiaal ,
- schijnen ,
- effulgentie ,
- weerzin ,
- refulgency
verb
1. Be bright by reflecting or casting light
- "Drive carefully--the wet road reflects"
- synonym:
- reflect ,
- shine
1. Helder zijn door licht te reflecteren of te werpen
- "Rijd voorzichtig - de natte weg reflecteert"
- synoniem:
- reflecteren ,
- schijnen
2. Emit light
- Be bright, as of the sun or a light
- "The sun shone bright that day"
- "The fire beamed on their faces"
- synonym:
- shine ,
- beam
2. Licht uitstralen
- Wees helder, vanaf de zon of een licht
- "De zon scheen die dag helder"
- "Het vuur straalde op hun gezicht"
- synoniem:
- schijnen ,
- straal
3. Be shiny, as if wet
- "His eyes were glistening"
- synonym:
- glitter ,
- glisten ,
- glint ,
- gleam ,
- shine
3. Glanzend zijn, alsof het nat is
- "Zijn ogen glinsterden"
- synoniem:
- glitter ,
- glisten ,
- glinstering ,
- glanzen ,
- schijnen
4. Be distinguished or eminent
- "His talent shines"
- synonym:
- shine
4. Onderscheiden of vooraanstaand zijn
- "Zijn talent schittert"
- synoniem:
- schijnen
5. Be clear and obvious
- "A shining example"
- synonym:
- shine
5. Duidelijk en duidelijk zijn
- "Een lichtend voorbeeld"
- synoniem:
- schijnen
6. Have a complexion with a strong bright color, such as red or pink
- "Her face glowed when she came out of the sauna"
- synonym:
- glow ,
- beam ,
- radiate ,
- shine
6. Hebben een teint met een sterke felle kleur, zoals rood of roze
- "Haar gezicht gloeide toen ze uit de sauna kwam"
- synoniem:
- gloed ,
- straal ,
- stralen ,
- schijnen
7. Throw or flash the light of (a lamp)
- "Shine the light on that window, please"
- synonym:
- shine
7. Gooi of flits het licht van ( een lamp )
- "Schijn alsjeblieft het licht op dat raam"
- synoniem:
- schijnen
8. Touch or seem as if touching visually or audibly
- "Light fell on her face"
- "The sun shone on the fields"
- "The light struck the golden necklace"
- "A strange sound struck my ears"
- synonym:
- fall ,
- shine ,
- strike
8. Aanraken of lijken alsof ze visueel of hoorbaar aanraken
- "Licht viel op haar gezicht"
- "De zon scheen op de velden"
- "Het licht trof de gouden ketting"
- "Een vreemd geluid sloeg mijn oren"
- synoniem:
- vallen ,
- schijnen ,
- staking
9. Experience a feeling of well-being or happiness, as from good health or an intense emotion
- "She was beaming with joy"
- "Her face radiated with happiness"
- synonym:
- glow ,
- beam ,
- radiate ,
- shine
9. Ervaar een gevoel van welzijn of geluk, als van een goede gezondheid of een intense emotie
- "Ze straalde van vreugde"
- "Haar gezicht straalde van geluk"
- synoniem:
- gloed ,
- straal ,
- stralen ,
- schijnen
10. Make (a surface) shine
- "Shine the silver, please"
- "Polish my shoes"
- synonym:
- polish ,
- smooth ,
- smoothen ,
- shine
10. Maak ( een oppervlak ) glans
- "Glans het zilver, alstublieft"
- "Poleer mijn schoenen"
- synoniem:
- poetsen ,
- glad ,
- gladhen ,
- schijnen