Translation meaning & definition of the word "shameless" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "schaamteloos" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Shameless
[Schaamteloos]/ʃemləs/
adjective
1. Feeling no shame
- "A shameless imposter"
- "An unblushing apologist for fascism"
- synonym:
- shameless ,
- unblushing
1. Geen schaamte voelen
- "Een schaamteloze bedrieger"
- "Een blozende apoloog voor het fascisme"
- synoniem:
- schaamteloos ,
- blozen
Examples of using
He sits at a table, surrounded by false friends and shameless women.
Hij zit aan een tafel, omringd door valse vrienden en schaamteloze vrouwen.
The boss of the company, who is a woman, seems shameless.
De baas van het bedrijf, die een vrouw is, lijkt schaamteloos.
A shameless liar speaks smilingly.
Een schaamteloze leugenaar spreekt glimlachend.