Examples of using
He that is discontented in one place will seldom be happy in another.
Wie op de ene plaats ontevreden is, zal op de andere zelden gelukkig zijn.
Tom seldom makes a mistake.
Tom maakt zelden een fout.
Tom seldom asks questions.
Tom stelt zelden vragen.
I seldom go to cinema.
Ik ga zelden naar de bioscoop.
I never lie... Never, or at least very seldom.
Ik lieg nooit... Nooit, of in ieder geval heel zelden.
He seldom stays home on Sundays.
Op zondag blijft hij zelden thuis.
He seldom went there.
Hij ging er zelden heen.
I seldom see him.
Ik zie hem zelden.
I seldom eat dairy products.
Ik eet zelden zuivelproducten.
The Italians seldom talk about politics.
De Italianen praten zelden over politiek.
People are most angry when they feel they are being mocked. That's why those who are confident in themselves seldom become angry.
Mensen zijn het meest boos als ze het gevoel hebben dat ze worden bespot. Daarom worden degenen die vertrouwen in zichzelf hebben zelden boos.
She goes to the dentist regularly, so she seldom gets toothache.
Ze gaat regelmatig naar de tandarts, dus krijgt ze zelden kiespijn.
She seldom goes out.
Ze gaat zelden uit.
She seldom, if ever, goes to bed before eleven.
Ze gaat zelden of nooit voor elf uur naar bed.
She seldom, if ever, goes out after dark.
Ze gaat zelden of nooit uit in het donker.
We seldom have snow here.
We hebben hier zelden sneeuw.
Two of a trade seldom agree.
Twee van een transactie zijn het zelden eens.
I have seldom heard from her.
Ik heb zelden van haar gehoord.
She seldom, if ever, goes to movies by herself.
Ze gaat zelden of nooit alleen naar films.
He seldom goes to church.
Hij gaat zelden naar de kerk.