Translation meaning & definition of the word "seasonal" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "seizoensgebonden" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Seasonal
[Seizoensgebonden]/sizənəl/
noun
1. A worker who finds employment only in certain seasons
- synonym:
- seasonal worker ,
- seasonal
1. Een werknemer die alleen in bepaalde seizoenen werk vindt
- synoniem:
- seizoenarbeider ,
- seizoensgebonden
adjective
1. Occurring at or dependent on a particular season
- "Seasonal labor"
- "A seasonal rise in unemployment"
- synonym:
- seasonal
1. Optreden bij of afhankelijk zijn van een bepaald seizoen
- "Seizoensarbeid"
- "Een seizoensgebonden stijging van de werkloosheid"
- synoniem:
- seizoensgebonden