Translation meaning & definition of the word "season" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "seizoen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Season
[Seizoen]/sizən/
noun
1. A period of the year marked by special events or activities in some field
- "He celebrated his 10th season with the ballet company"
- "She always looked forward to the avocado season"
- synonym:
- season
1. Een periode van het jaar gekenmerkt door speciale evenementen of activiteiten op een bepaald gebied
- "Hij vierde zijn tiende seizoen bij het balletgezelschap"
- "Ze keek altijd uit naar het avocadoseizoen"
- synoniem:
- seizoen
2. One of the natural periods into which the year is divided by the equinoxes and solstices or atmospheric conditions
- "The regular sequence of the seasons"
- synonym:
- season ,
- time of year
2. Een van de natuurlijke periodes waarin het jaar wordt gedeeld door de equinoxen en zonnewendes of atmosferische omstandigheden
- "De reguliere volgorde van de seizoenen"
- synoniem:
- seizoen ,
- tijd van het jaar
3. A recurrent time marked by major holidays
- "It was the christmas season"
- synonym:
- season
3. Een terugkerende tijd gekenmerkt door grote feestdagen
- "Het was de kerstperiode"
- synoniem:
- seizoen
verb
1. Lend flavor to
- "Season the chicken breast after roasting it"
- synonym:
- season ,
- flavor ,
- flavour
1. Smaak geven
- "Seizoen de kipfilet na het roosteren"
- synoniem:
- seizoen ,
- smaak
2. Make fit
- "This trip will season even the hardiest traveller"
- synonym:
- season ,
- harden
2. Pasvorm
- "Deze reis zal zelfs de zwaarste reiziger kruisen"
- synoniem:
- seizoen ,
- verharden
3. Make more temperate, acceptable, or suitable by adding something else
- Moderate
- "She tempered her criticism"
- synonym:
- temper ,
- season ,
- mollify
3. Gematigd, acceptabeler of geschikter maken door iets anders toe te voegen
- Matig
- "Ze temperde haar kritiek"
- synoniem:
- humeur ,
- seizoen ,
- mollig maken
Examples of using
Summer is the warmest season of the year.
De zomer is het warmste seizoen van het jaar.
The dance was the most brilliant affair of the season.
De dans was de meest briljante aangelegenheid van het seizoen.
The rainy season has started.
Het regenseizoen is begonnen.