Translation meaning & definition of the word "salad" into Dutch language

noun

1. Food mixtures either arranged on a plate or tossed and served with a moist dressing

• Usually consisting of or including greens

synonym:
• salad

1. Voedselmengsels, gerangschikt op een bord of gegooid en geserveerd met een vochtige dressing

• Meestal bestaande uit of inclusief groenten

synoniem:
• salade

Examples of using

The salad is oversalted.

De salade is overzout.

How is the salad?

Hoe is de salade?

A dash of vinegar is all the salad needs.

Een scheutje azijn is alles wat de salade nodig heeft.

Do you like fruit salad?

Hou je van fruitsalade?

No one other than you knows how to make such a tasty salad.

Niemand anders dan jij weet hoe je zo'n lekkere salade maakt.

I'm going to make a little fruit salad for everyone.

Ik ga voor iedereen een beetje fruitsalade maken.

I like potato salad.

Ik hou van aardappelsalade.

She likes potato salad.

Ze houdt van aardappelsalade.

Mary is cooking stew and Tom is making a salad.

Mary kookt stoofpot en Tom maakt een salade.

Tom asked Mary to bring a salad to the party.

Tom vroeg Mary om een salade mee te nemen naar het feest.

Would you like a little more salad?

Wil je wat meer salade?

Would you give me the recipe for your salad?

Kunt u mij het recept voor uw salade geven?

My mother forgot to add salt to the salad.

Mijn moeder vergat zout aan de salade toe te voegen.

Is there any salad oil in the bottle?

Zit er saladeolie in de fles?

Mary is cooking stew and Tom is making a salad.

Mary kookt stoofpot en Tom maakt een salade.