Translation meaning & definition of the word "sailor" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "zeiler" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Sailor
[Matroos]/selər/
noun
1. Any member of a ship's crew
- synonym:
- sailor ,
- crewman
1. Elk lid van de bemanning van een schip
- synoniem:
- zeeman ,
- bemanningslid
2. A serviceman in the navy
- synonym:
- bluejacket ,
- navy man ,
- sailor ,
- sailor boy
2. Een militair bij de marine
- synoniem:
- bluejacket ,
- marine man ,
- zeeman ,
- matroos jongen
3. A stiff hat made of straw with a flat crown
- synonym:
- boater ,
- leghorn ,
- Panama ,
- Panama hat ,
- sailor ,
- skimmer ,
- straw hat
3. Een stijve hoed van stro met een platte kroon
- synoniem:
- boater ,
- leghorn ,
- Panama ,
- Panama hoed ,
- zeeman ,
- skimmer ,
- strohoed
Examples of using
She married a sailor.
Ze trouwde met een zeeman.
A sailor is at sea much of the time.
Een zeeman is vaak op zee.
He saved a sailor.
Hij redde een zeeman.