Translation meaning & definition of the word "rural" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "rural" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Rural
[Landelijk]/rʊrəl/
adjective
1. Living in or characteristic of farming or country life
- "Rural people"
- "Large rural households"
- "Unpaved rural roads"
- "An economy that is basically rural"
- synonym:
- rural
1. Leven in of kenmerkend zijn voor landbouw of plattelandsleven
- "Landelijke mensen"
- "Grote huishoudens op het platteland"
- "Ongeplaveide landelijke wegen"
- "Een economie die eigenlijk landelijk is"
- synoniem:
- landelijk
2. Of or relating to the countryside as opposed to the city
- "Rural electrification"
- "Rural free delivery"
- synonym:
- rural
2. Van of met betrekking tot het platteland in tegenstelling tot de stad
- "Plattelandselektrificatie"
- "Landelijke gratis levering"
- synoniem:
- landelijk
Examples of using
Have you ever lived in a rural area?
Heb je ooit in een landelijk gebied gewoond?
You will soon be used to rural life.
Je zult snel gewend zijn aan het plattelandsleven.
Have you ever lived in a rural area?
Heb je ooit in een landelijk gebied gewoond?