Translation meaning & definition of the word "retiring" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "met pensioen gaan" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Retiring
[Met pensioen gaan]/rɪtaɪrɪŋ/
adjective
1. Not arrogant or presuming
- "Unassuming to a fault, skeptical about the value of his work"
- "A shy retiring girl"
- synonym:
- retiring ,
- unassuming
1. Niet arrogant of aan het aannemen
- "Uitgaande op een fout, sceptisch over de waarde van zijn werk"
- "Een verlegen gepensioneerd meisje"
- synoniem:
- met pensioen gaan ,
- bescheiden
2. Of a person who has held and relinquished a position or office
- "A retiring member of the board"
- synonym:
- past(a) ,
- preceding(a) ,
- retiring(a)
2. Van een persoon die een functie of kantoor heeft bekleed en afgestaan
- "Een gepensioneerd lid van de raad"
- synoniem:
- verleden ( a ) ,
- voorafgaand aan ( a ) ,
- met pensioen gaan ( a )
3. Reluctant to draw attention to yourself
- synonym:
- reticent ,
- self-effacing ,
- retiring
3. Terughoudend om de aandacht op jezelf te vestigen
- synoniem:
- terughoudend ,
- zelfverwijderend ,
- met pensioen gaan