Translation meaning & definition of the word "relate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "releren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Relate
[Releren]/rɪlet/
verb
1. Make a logical or causal connection
- "I cannot connect these two pieces of evidence in my mind"
- "Colligate these facts"
- "I cannot relate these events at all"
- synonym:
- associate ,
- tie in ,
- relate ,
- link ,
- colligate ,
- link up ,
- connect
1. Maak een logisch of causaal verband
- "Ik kan deze twee bewijsstukken niet in mijn gedachten verbinden"
- "Colligate deze feiten"
- "Ik kan deze gebeurtenissen helemaal niet vertellen"
- synoniem:
- medewerker ,
- gelijkspel ,
- hebben ,
- link ,
- colligate ,
- verbinden
2. Be relevant to
- "There were lots of questions referring to her talk"
- "My remark pertained to your earlier comments"
- synonym:
- refer ,
- pertain ,
- relate ,
- concern ,
- come to ,
- bear on ,
- touch ,
- touch on ,
- have-to doe with
2. Relevant zijn voor
- "Er waren veel vragen over haar toespraak"
- "Mijn opmerking had betrekking op uw eerdere opmerkingen"
- synoniem:
- verwijzen ,
- pertain ,
- hebben ,
- bezorgdheid ,
- kom naar ,
- beer ,
- aanraken ,
- te maken hebben met
3. Give an account of
- "The witness related the events"
- synonym:
- relate
3. Een verslag geven van
- "De getuige vertelde over de gebeurtenissen"
- synoniem:
- hebben
4. Be in a relationship with
- "How are these two observations related?"
- synonym:
- relate ,
- interrelate
4. Een relatie hebben met
- "Hoe zijn deze twee waarnemingen gerelateerd?"
- synoniem:
- hebben ,
- onderling verbonden
5. Have or establish a relationship to
- "She relates well to her peers"
- synonym:
- relate
5. Een relatie hebben of opbouwen
- "Ze heeft een goede relatie met haar collega's"
- synoniem:
- hebben