Translation meaning & definition of the word "reign" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "regeren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Reign
[Regeer]/ren/
noun
1. A period during which something or somebody is dominant or powerful
- "He was helpless under the reign of his egotism"
- synonym:
- reign
1. Een periode waarin iets of iemand dominant of krachtig is
- "Hij was hulpeloos onder het bewind van zijn egoïsme"
- synoniem:
- regeren
2. The period during which a monarch is sovereign
- "During the reign of henry viii"
- synonym:
- reign
2. De periode waarin een vorst soeverein is
- "Tijdens het bewind van henry viii"
- synoniem:
- regeren
3. Royal authority
- The dominion of a monarch
- synonym:
- reign ,
- sovereignty
3. Koninklijke autoriteit
- De heerschappij van een vorst
- synoniem:
- regeren ,
- soevereiniteit
verb
1. Have sovereign power
- "Henry viii reigned for a long time"
- synonym:
- reign
1. Hebben soevereine macht
- "Henry viii regeerde lange tijd"
- synoniem:
- regeren
2. Be larger in number, quantity, power, status or importance
- "Money reigns supreme here"
- "Hispanics predominate in this neighborhood"
- synonym:
- predominate ,
- dominate ,
- rule ,
- reign ,
- prevail
2. Groter zijn in aantal, hoeveelheid, vermogen, status of belang
- "Geld regeert hier oppermachtig"
- "Hispanics overheersen in deze buurt"
- synoniem:
- overheersen ,
- domineren ,
- regel ,
- regeren ,
- zegevieren
Examples of using
During whose reign was that church built?
Tijdens wiens regering werd die kerk gebouwd?
Winter's reign was nearing its end.
Het bewind van Winter naderde zijn einde.