Translation meaning & definition of the word "proprietor" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "eigenaar" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Proprietor
[Eigenaar]/prəpraɪətər/
noun
1. (law) someone who owns (is legal possessor of) a business
- "He is the owner of a chain of restaurants"
- synonym:
- owner ,
- proprietor
1. ( law ) iemand die ( bezit, is legaal bezitter van ) een bedrijf
- "Hij is de eigenaar van een restaurantketen"
- synoniem:
- eigenaar