Translation meaning & definition of the word "profit" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "winst" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Profit
[Winst]/prɑfət/
noun
1. The excess of revenues over outlays in a given period of time (including depreciation and other non-cash expenses)
- synonym:
- net income ,
- net ,
- net profit ,
- lucre ,
- profit ,
- profits ,
- earnings
1. Het overschot aan inkomsten over uitgaven in een bepaalde periode ( inclusief afschrijvingen en andere niet-contante kosten )
- synoniem:
- netto inkomen ,
- netto ,
- nettowinst ,
- lucre ,
- winst ,
- inkomsten
2. The advantageous quality of being beneficial
- synonym:
- profit ,
- gain
2. De voordelige kwaliteit van het heilzaam zijn
- synoniem:
- winst
verb
1. Derive a benefit from
- "She profited from his vast experience"
- synonym:
- profit ,
- gain ,
- benefit
1. Een voordeel behalen
- "Ze profiteerde van zijn enorme ervaring"
- synoniem:
- winst ,
- voordeel
2. Make a profit
- Gain money or materially
- "The company has not profited from the merger"
- synonym:
- profit ,
- turn a profit
2. Winst maken
- Geld of materieel winnen
- "Het bedrijf heeft niet geprofiteerd van de fusie"
- synoniem:
- winst ,
- winst maken
Examples of using
The records of our company show a large profit for the year.
De administratie van ons bedrijf laat een grote winst voor het jaar zien.
How to profit by this book as much as possible?
Hoe kan ik zoveel mogelijk profiteren van dit boek?
They netted a good profit.
Ze behaalden een goede winst.