Translation meaning & definition of the word "privilege" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "privilege" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Privilege
[Privilege]/prɪvləʤ/
noun
1. A special advantage or immunity or benefit not enjoyed by all
- synonym:
- privilege
1. Een bijzonder voordeel of immuniteit of voordeel dat niet door iedereen wordt genoten
- synoniem:
- voorrecht
2. A right reserved exclusively by a particular person or group (especially a hereditary or official right)
- "Suffrage was the prerogative of white adult males"
- synonym:
- prerogative ,
- privilege ,
- perquisite ,
- exclusive right
2. Een recht dat uitsluitend is voorbehouden aan een bepaalde persoon of groep (, met name een erfelijk of officieel recht )
- "Suffrage was het voorrecht van blanke volwassen mannen"
- synoniem:
- voorrecht ,
- perquise ,
- exclusief recht
3. (law) the right to refuse to divulge information obtained in a confidential relationship
- synonym:
- privilege
3. ( wet ) het recht om te weigeren informatie vrij te geven die is verkregen in een vertrouwelijke relatie
- synoniem:
- voorrecht
verb
1. Bestow a privilege upon
- synonym:
- privilege ,
- favor ,
- favour
1. Een voorrecht verlenen
- synoniem:
- voorrecht ,
- gunst
Examples of using
We were granted the privilege of fishing in this bay.
We kregen het voorrecht om in deze baai te vissen.